Enkele weken voor Christopher Columbus in 1492 bij toeval Amerika ontdekte, kwam hij aan de noordkust van Cuba en schreef in zijn dagboek: "Dit is het prachtigste land dat ooit door mensenogen bewonderd werd." Cuba is een prachtig land: vriendelijke mensen, charmante koloniale stadjes, de jungle en de turkooisblauwe zee, de opzwepende muziek en niet te vergeten... Cuba's bekendste handelsmerk: sigaren en rum!


Inhoud

Ligging van Cuba

Cuba maakt deel uit van het Caribisch gebied. Aan de noordzijde bevinden zich de Atlantische oceaan, de Straat van Florida en de Golf van Mexico, aan de zuidzijde de Caribische Zee.  Met een totaaloppervlakte van bijna 111.000 vierkante kilometer is het eiland ongeveer tweemaal zo groot als Nederland en België samen. De afstand tussen Punta Quemado, het meest oostelijke puntje tot de meest westelijke kaap Cabo de San Antonio, bedraagt ongeveer 1250 kilometer. Op zijn breedst is Cuba 191 kilometer, het smalste gedeelte meet slechts 31 kilometer.

Het eiland wordt omgeven door exotische namen als Jamaica op 140 kilometer afstand, Hispaniola (de Dominicaanse Republiek en Haïti samen) op minder dan 80 kilometer en de Caymaneilanden op ruim 200 kilometer. Florida, de zuidelijkste der Verenigde Staten ligt op ongeveer 180 kilometer afstand en Yucatan in Mexico op 210 kilometer. Ook de Bahama's liggen in de nabijheid van Cuba.

Voor een belangrijk gedeelte is het landschap van Cuba glooiend en heuvelachtig. Er zijn vier bergketens. In het westen bevinden zich de Sierra de los Organos en de Sierra del Rosario, samen ook wel Cordillera Guaniguanico genoemd, met een hoogste top van 728 meter: de Guajaibon. In het midden, met als blikvanger de 1156 meter hoge Pico de San Juan of la Cuca, de Sierra de Escambray. In het zuidwesten bevindt zich de Sierra Maestra waar zich de hoogste berg van Cuba bevindt: de Pico Turquino, 1994 meter hoog.

Op de kaart vind je de gevolgde reisroute terug. (Klik erop om een grotere versie te verkrijgen in een nieuw venster.)  

Godsdienst

Tijdens de kolonisatie door Spanje was het katholicisme ook op Cuba de nationale godsdienst. Iedereen werd geacht katholiek te zijn. Maar de Afrikaanse godsdiensten hebben hun invloed altijd behouden. In de tijd van de revolutie was het belijden van een godsdienst weliswaar geen misdaad, maar om nu te zeggen dat Kerk en Staat in harmonie naast elkaar leefden, voert veel te ver. Castro zei ooit dat hij godsdienst als opium voor het volk beschouwde, daarmee aangevend dat het zelfstandig denken door een godsdienst ernstig belemmerd werd. Vrijheid van godsdienst is in de grondwet vastgelegd, maar het was lange tijd onmogelijk om lid te zijn van een kerkgenootschap én van de partij. Priesters, nonnen en andere religieuzen werden massaal het land uitgezet. Seminaries werden gesloten en het godsdienstonderwijs werd afgeschaft. Uiteindelijk werden de religieuze feestdagen geschrapt. Pas in het midden van de jaren tachtig van de 20ste eeuw werd er versoepeling merkbaar. In 1988 werden zelfs enkele tienduizenden bijbels ingevoerd en sinds de beginjaren negentig van de 20ste eeuw kunnen christenen tot de partij toetreden als lid. Toetreden tot een kerkgenootschap door een partijlid was echter nog niet toegestaan.Vanaf 1995 lijken de verhoudingen tussen Kerk en Staat weer genormaliseerd. Iedereen kan zonder problemen weer zowel tot een kerkgenootschap behoren als (kader)lid zijn van de partij. Alles wijst erop dat er niemand meer een strobreed in de weg gelegd zal worden bij de opbouw van een carrière in een maatschappelijke, kerkelijke en/of een partijpolitieke loopbaan. Het bezoek dat Castro in 1997 aan de paus bracht en het tegenbezoek van de paus in 1998 versterkt die algemene indruk in belangrijke mate.  
 

Politiek

Sinds 1959 is Fidel Castro Ruiz Cuba's staatshoofd. Zijn macht is echter veel uitgebreider: hij is tevens opperbevelhebber van de strijdkrachten, regeringsleider en partijsecretaris, voorzitter van de nationale vergadering, de staatsraad en de ministerraad. De man is gezegend met een geweldig redenaarstalent en zit stevig in het zadel. Althans... luisterend naar de man in de straat is zijn populariteit sterk gedaald. Waarschijnlijk heeft hij zijn grootste politieke misrekening gemaakt met de legalisering van de Amerikaanse dollar in 1993.
In 1965 werd de communistische partij op Cuba gesticht, waarmee Castro naar het buitenland ondubbelzinnig duidelijk maakte waar Cuba's plaats was op het politieke wereldtoneel. Het werd hem niet in dank afgenomen. Sinds 1993 worden er verkiezingen gehouden. Wat de waarde ervan is valt moeilijk in te schatten.
Cuba is, blijkens de grondwet, een socialistische partij van arbeiders en boeren, waarbij de macht in handen van het volk ligt. De opbouw van de samenleving duidt daar ook op. Elke stad en elk dorp kent een Poder Popular, een soort gemeenteraad bestaande uit leden van de gemeenschap, arbeiders en boeren. Elk huizenblok, in kleinere gemeenten elke wijk, heeft een Comité e Defensa de la Revolución (CDR), een comité voor de verdediging van de revolutie. Tot de taken van de comitéleden behoren veel zaken die tot veler voorbeeld zouden kunnen strekken: de hulp aan zieken en bejaarden, het begeleiden van kinderen naar school, het geven van bloed ten behoeve van ziekenhuizen, ... Tot de taak van het comité behoort echter ook, 'de verdediging van de revolutie'.
In januari 1990 kondigde de regering-Castro de 'bijzondere periode in vredestijd' af. Dit was het rechtstreekse gevolg van de economische situatie. Er was schaarste aan van alles en de regering had besloten om zélf het hoofd te bieden aan de crisis, vooral veroorzaakt door het geleidelijk aan wegvallen van de Russische hulp. De meeste artikelen gingen 'op de bon'. Elke Cubaan heeft maandelijks recht op een bepaalde hoeveelheid van een bepaald artikel. Soms blijven de bonnen weg, het artikel is er niet. Er werd van alles verzonnen om te overleven. De benzineschaarste probeerde men bijvoorbeeld op te lossen door het beschikbaar stellen van uit China geïmporteerde fietsen. Soja werd op grote schaal toegepast. Het mocht allemaal niet baten. De crisis werd namelijk niet alléén veroorzaakt door het wegvallen van de buitenlandse hulp, ook intern waren de nodige blunders begaan. Als gevolg van de partijpolitiek zaten veel verkeerde mensen op verkeerde posten. Castro nam weliswaar maatregelen, maar te laat. Pas in 1994, met het aantrekken van het toerisme, scheen er enig licht te komen. Dat had weer andere consequenties, de juiste mensen op de juiste posten probeerden een baan in het toerisme te bemachtigen. Veel intellect is daardoor voor de economie verloren gegaan. Het einde van de 'bijzondere periode in vredestijd' is, tenzij Cuba op grote schaal buitenlandse hulp krijgt en aanvaardt, voorlopig nog niet in zicht.  

 

Bevolking

Cuba heeft ruim 11 miljoen inwoners, ongeveer de helft ervan leeft in grotere of kleinere steden, de overigen op het platteland.
Aanvankelijk werd Cuba door indianen bewoond. Men is zeer verdeeld over het aantal indianen tijdens het 'begin' van Cuba, rond 1510. Een grove schatting geeft aantallen tussen de 100.000 en 500.000. Halverwege de 16 de eeuw, dus nauwelijks 40 jaar later, was dit aantal geslonken tot 3.000 à 4.000! Oorzaken: ziekten, uitputting als slaaf, moord en zelfmoord.
In de 18e eeuw breidde de bevolking van Cuba zich geweldig uit als gevolg van de 'import' van slaven uit West-Afrika. Niet minder dan 800.000 werden er op Cuba aan land gebracht. Tussen 1791 en 1805 kwam daar nog eens een aantal van ongeveer 300.000 Franse landbouwers bij, voornamelijk van Haïti, verdreven als gevolg van een slavenopstand aldaar. Ze brachten een geweldige hoeveelheid kennis mee over de manier waarop het land bewerkt moest worden, over koffie- en cacaoteelt en over veeteelt. Met die kennis zorgden ze voor een enorme economische impuls.
Tussen 1853 en 1874 vestigden ongeveer 125.000 Chinezen, hoofdzakelijk afkomsig uit de omgeving van Kanton zich op Cuba, tussen 1900 en 1929 gevolgd door meer dan 1 miljoen immigranten afkomstig van het vasteland van Spanje en de Canarische Eilanden. In dezelfde periode werd de bevolking ook nog eens aangevuld met ongeveer 250.000 zwarte inwoners van Jamaica en Haïti. Ondanks deze grote stroom van immigranten, duurde het tot 1945 voordat Cuba 5 miljoen inwoners telde en pas in 1959 werd het aantal van 6 miljoen gepasseerd. Recente onderzoekingen hebben uitgewezen dat de groei van de Cubaanse bevolking, gerekend over de laatste jaren, ongeveer 1% heeft bedragen, hetgeen extreem laag genoemd kan worden. De vergrijzing heeft dan inmiddels haar invloed doen gelden en er wordt van uitgegaan dat rond 2020 de Cubanen, naar de gemiddelde leeftijd gesproken, het oudste volk ter wereld zullen vormen.
In 1998 was 12% van de bevolking 60 jaar of ouder, 58% maakte deel uit van de werkende bevolking, d.w.z. dat deze zich in de leeftijdscategorie van 15 t.e.m. 59 jaar bevond en 30% van de Cubanen was jonger dan 15 jaar. Hiervan is  66% blank, 12% zwart, en 22% van gemengde afkomst, waarbij 0,1% geteld is die Aziatisch bloed in de aderen heeft.  


All pictures on this page are copyrighted.